vrijdag 8 februari 2013

Kabouter

Na enkele tientallen meters overweeg ik terug te gaan voor een extra shirtje. Het is opvallend koud terwijl vanuit mijn werkkamer beloftevolle zonneschijn lonkte. Het is de noordwesten wind. Ik ren toch maar door.
Bijna op het einde van de Hommelstraat brengt een felle spiegeling mijn overpeinzingen tot stilstand. De zon flakkert in de rimpelingen van enkele grote plassen kwelwater. Dat beantwoordt een van mijn vragen: ja, het is nog hoogwater.
Op het moment dat ik de Waalbandijk betreed opent zich een weidse waterwereld. Het doet mij denken aan ‘Aardzee’, de schitterende trilogie van Ursula Le Guin over de waterwereld die zij zich in de plaats van onze aarde verbeeldt. Toen ik er Peter over vertelde en hij mijn exemplaar – in één ruk – las, bleek ook hij gevallen voor dit hoogstandje binnen de fantacy-literatuur. Wij deelden meer, maar het belangrijkste was wel onze liefde voor het werk van Tolkien. Bij Peter ging die al vroeg zo diep dat hij zijn eerste kind Frodo noemde, naar de belangrijkste drager van de ring. Vele genoeglijke avonden, vaak bij een fel brandend haardvuur als wij bij Thecla en Peter op de bank zaten, spraken we over de wonderlijke avonturen van Bilbo, Frodo, Sam en Gandalf. Ook ‘De Kronieken van Thomas Covenant’ het epos van Stephen Donaldson over schuld en opoffering, waarmee ik hem liet kennis maken, viel bij hem zeer in de smaak. Maar er was veel meer dat ons samenbond. Peter had een brede belangstelling zodat we nooit om gespreksstof verlegen zaten. Dat alles behoort nu voorgoed tot het verleden. Zomaar, in een klap.
Frodo informeerde ons gistermiddag over het plotselinge overlijden van zijn vader. Ik nam volkomen argeloos de telefoon op. Volstrekt onvoorbereid op zo’n schokkende tijding. Steunzoekend liep ik de trap af, mij halverwege realiserend dat Riky in het dorp met boodschappen doende is. Ik zonk neer op een traptrede om het gesprek met de jeugdvriend van onze eerste zoon af te ronden.
Het viel voor ons beiden niet mee om dit bericht te bevatten en ons de gevolgen daarvan te realiseren.
Terwijl ik over de dijk ren en jij Peter, onlosmakelijk met mij bent, realiseer ik mij dat ik je in de afgelopen achtentwintig jaren vaak associeerde met een kabouter. Sorry Peter, ik heb je dat nooit verteld. Maar je hebt me ook nooit een reden gegeven om op deze manier over jou na te denken. Nu je zo plotseling uit het leven bent gestapt, ook al is dat ongetwijfeld geheel tegen jouw zin want je wilde nog zo veel, dwing je mij als het ware mijn relatie met jou te evalueren. Dat kabouter-ding is niet omdat jij klein van postuur of gedachten was, noch dat jij je als zodanig zou kleden – hoewel jouw geitenwollen sokken in die eeuwige sandalen wel een beetje richtinggevend zijn. Nee, het is dat je leefde voor de wereld van de fantasie. Je smulde van sprookjes. Maar ook van bibliotheken, musea, historische literatuur en ons culturele erfgoed. Maar bovenal hield je van de geborgenheid van jullie huis en gezin. Peter, hoeveel uren bracht je door tussen je boeken en je dierbare verzamelingen?
Op de terugweg – nadat ik een klein stukje met Toon en zijn rolstoelgebonden gast opliep – ben ik diep in gedachten zodat ik nauwelijks acht sla op mijn omgeving. Totdat een fietser vóór mij, afstapt en in de berm gaat staan en ik achter mij de zware brom van een vrachtwagen hoor. De berm vormt een vrijplaats om ons te laten passeren.
Peter, er is nog één ding dat ik je moet zeggen: nu ik daarstraks aan ‘Aardzee’ dacht – fluisterde jij mij dat in? – ga ik dat opsporen. Het wordt hoog tijd dit prachtige verhaal opnieuw te lezen. Het zal mij zeker troosten! 

1 opmerking: